terug

teksten Marja Baeten


Vragen
De antwoorden van:
K: kind
V: jongere of volwassene
D: “deskundige”

1
Wat is het eerste woord dat werd bedacht?


K – het eerste woord wat is bedacht is IK. Anders kun je tegen niemand zeggen
wie je bent.
V – het eerste woord wat is bedacht is NEE, want als je geen nee kunt zeggen,
gaan veel dingen fout
D – het woord wat is bedacht is MISSCHIEN, want daar is geen duidelijk gebaar
voor is. Bij ja en nee kun je knikken of schudden met je hoofd.

2
Waarom is de Nederlandse vlag rood, wit, blauw?

K - de vlag is rood, wit, blauw, omdat dat de lievelingskleuren zijn van de
koningin.
V - toen de Nederlandse vlag voor de eerste keer gemaakt werd hadden ze
van de kleuren rood, wit en blauw de meeste stof in voorraad.
D - de kleur rood betekent strijd, de kleur wit betekent vrede en de kleur blauw
betekent trouw. Alledrie die dingen zijn belangrijk voor een land.

3
Waarom zijn er bloemen?

K – bloemen zijn er voor de bloemenman. Anders heeft hij niets om te verkopen.
V - er zijn bloemen omdat het dan veel lekkerder ruikt op de wereld
D - er zijn bloemen om te zorgen dat bijen voedsel vinden. Dat voedsel is
stuifmeel en daar maken bijen honing van

4
Kan een dier een geheim hebben?


K – een dier kan goed een geheim bewaren, want als hij ergens eten verstopt,
mogen andere dieren dan niet weten.
V - als bij mij een hond op bezoek komt, mag die niet naar boven van mijn
eigen hond. Daar staat zijn mand. Misschien wil hij dat geheim houden.
D- dieren kunnen alleen een geheim bewaren als ze kunnen denken als mensen.

5
Waarom vechten honden en katten altijd?

K - honden en katten vechten omdat het allebei huisdieren zijn. Ze zijn
hartstikke jaloers op elkaar.
V – het ligt aan de baasjes dat honden en katten vechten. Wie van
honden houdt, heeft vaak een hekel aan poezen. En wie van poezen houdt,
geeft niets om honden. Dat merken die dieren.
D -

6
Mijn opa zegt: Je gaat dood en toch blijf je leven. Hoe kan dat?

K - als je ’s nachts droomt kun je doodgaan en toch blijf je leven
V - als je doodgaat kun je blijven leven in de gedachte van andere mensen
D - sommige mensen geloven dat je na je dood in de hemel komt en daar ga je
verder met leven

7
Waarom hebben sommige slakken een huis op hun rug?

K – slakken met een huisje op hun rug durven niet te logeren, denk ik. Ze willen
altijd in hun eigen huis slapen.
V - slakken hebben een huisje op hun rug omdat dat zo handig is. Het is net
zoiets als wonen in een caravan of reizen met een camper.
D - een slak heeft een huisje omdat ie niet mag niet uitdrogen. Op plekken waar
het niet nat genoeg is, kruipt de slak in het huisje. Hij komt pas weer naar
buiten als het vochtiger is.

8
Hoe weet je dat je vader echt je vader is?

K – als je wilt weten of je vader je echte vader is, moet je vragen of hij nog weet
hoe jij geboren bent.
V - je weet dat je vader je echte vader is als je sprekend op hem lijkt
D - dat weet je pas zeker dat je vader je echte vader is al je DNA onderzoek laat
doen. Dan halen ze stofjes uit je lijf die alleen bij jouw vader en bij zijn
kinderen precies hetzelfde zijn.

9
Wanneer kun je zonder vader en moeder?


K – je kunt zonder vader en moeder als je zelf eten kunt koken en aan geld kunt
komen.
V – je kunt eigenlijk nooit zonder vader en moeder. Die van mij zijn dood, maar
ik mis ze nog iedere dag.
D – je kunt meteen na je geboorte zonder vader en moeder. Iemand anders gaat
voor je zorgen. Groot en gelukkig worden zonder echte vader en moeder is
wel moeilijker.

10
Wanneer is het koud?

K – Het is koud als ik mijn sandalen niet meer aan mag van mijn moeder.
V – Het is koud als in de winter de verwarming stuk gaat.
D - Mensen vinden het koud als ze moeite moeten doen om hun eigen
lichaamstemperatuur op peil te houden. Ze gaan rillen. Daardoor krijgen
ze het weer wat warmer.

11
Is het erg dat dieren wel eens uitsterven?

K – Ik vind het erg dat dieren uitsterven, omdat mensen die na ons komen zo’n
beest nooit meer in het echt kunnen zien.
V - Soms is het ook prettig dat een dier uitsterft. Ik zou niet graag een
dinosaurus op straat tegenkomen. En spinnen mogen van mij ook uitsterven.
Ik haat spinnen.
D - Als een dier uitsterft is dat soms een goede waarschuwing. Als boeren gif
spuiten, kunnen insecten uitsterven. Als er geen insecten meer zijn kunnen
vogels uitsterven en zo gaat het maar door.

 

12
Als je iets vindt in de grond, is het dan van jou?

K - Als je een mooie kiezelsteen vindt in de grond is die van jou. En 50 cent mag
je ook houden, maar met een echte schat moet je naar de politie gaan.
V - Als de grond waarin je iets vindt jouw eigendom is, dan is alles wat je daarin
vindt ook van jou, volgens mij.
D - Als je uit de grond iets heel ouds opgraaft wat van historisch belang is,
bijvoorbeeld gouden munten, dan ben je verplicht om die af te staan. Ze zijn
eigendom van de Nederlandse Staat.

13
Als een aap een schilderij maakt, is dat dan kunst?

K – Als een aap een schilderij maakt is dat kunst, want er zijn ook mensen die
kliederschilderijen maken waarin je niets herkent.
V - Als een aap een schilderij maakt wat ik mooi vind, noem ik het kunst.
D - Wat een aap schildert is geen kuns, omdat zo’n aap niet wat ie heeft
gemaakt. Hij weet niet eens dat het een schilderij heet.

14
Een boom wordt kaal in de winter. In de lente krijgt hij nieuwe blaadjes. Is het
dan nog steeds dezelfde boom?

K - Als een kale boom na de winter nieuwe blaadjes krijgt, is het nog steeds
dezelfde boom, want hij staat nog op dezelfde plek.
V - Een boom die blaadjes krijgt blijft dezelfde boom. Je moet het vergelijken met
kleren. Je ziet er steeds anders uit, maar je blijft precies dezelfde. Alleen
de buitenkant verandert.
D - Een boom die na de winter weer blaadjes krijgt, is nooit meer dezelfde boom.
De blaadjes zijn nieuw, de takken zijn langer, de stam is dikker. Echt alles is
anders.

 

15
Zien alle mensen dezelfde kleuren?

K – Ik denk dat alle mensen dezelfde kleuren zien, want iedereen zegt dat de zon
geel is en een brandweerauto rood.
V - Mensen die kleurenblind zijn, zien kleuren anders, denk ik, want ze
vergissen zich vaak tussen rood en groen.
D - Je weet nooit of iedereen dezelfde kleuren ziet. Je hebt geleerd dat de kleur
van gras groen heet. Daarom zegt iedereen dat gras groen is. Maar je kunt
nooit weten of iedereen dat groen hetzelfde ziet.

16
Kan een computer denken?

K – Een computer kan denken, want ik heb een computerspelletje met vragen
en als ik een goed antwoord geef, zegt de computer dat het goed is.
V - Ik denk dat een computer kan denken, want er bestaan schaakcomputers en
die bedenken zelf wat ze zetten.
D - Ik denk dat alleen een mens kan zorgen dat een computer denkt. Een mens
moet er een programma instoppen. In z’n eentje kan een computer niets.

17
Waarom zit je neus in je gezicht en niet op je schouder?

K – Een neus op je schouder is stom, want dan zit er zo’n bobbel op je schouder
onder je trui.
V - Je neus zit midden in je gezicht omdat de handigste plek is. Zo kun alle
kanten uit ruiken.
D – Je neus zit op je gezicht omdat je neus je moet waarschuwen voor gevaarlijke
gassen of brand. Daarom zit je neus hoog aan je lichaam. Dan ruikt ie het
meest.

18
Waarom heb je 2 ogen en maar 1 mond?

K – Met 2 ogen en 1 mond ziet je gezicht er mooier uit. Met twee monden zou
iedereen je uitlachen.
V - 2 ogen zijn handig: je ziet meer. 2 monden zou onhandig zijn: met
welke mond eet je dan?
D - Je hebt 2 ogen nodig om diepte te zien en afstand te schatten.
2 monden heb je nergens voor nodig. Daarom heb je er maar 1.

19
Waarom heb je wel eens een snotneus?

K – Je hebt wel eens een snotneus omdat je dan weet dat je verkouden bent. Je
mag niet meer zonder jas naar buiten.
V - Je hebt een snotneus als er iets ontstoken is in je hoofd en daarom komt er
een soort slijm naar buiten.
D - Als je verkouden bent zitten er ziektekiemen in het slijmvlies van je neus.
Dat slijmvlies maakt nu extra vocht om die ziektekiemen weg te spoelen.
Daarom heb je een snotneus.

20
Waar komt spuug vandaan?

K – Spuug komt uit je mond en je keel en misschien wordt het gemaakt in je buik
van water dat je hebt gedronken.
V - Volgens mij wordt spuug gemaakt onder je tong. Het zorgt ervoor dat je alles
makkelijk door kunt slikken.
D - Spuug komt uit hele kleine gaatjes in je tong. Spuug is een ander woord voor
speeksel. Het wordt gemaakt door de speekselklieren in je mond.

21
Kunnen tranen ooit opraken?

K – Ik denk dat tranen kunnen opraken, want grote mensen zie ik bijna nooit
huilen.
V - Ik hoop niet dat tranen ooit opraken, want huilen van het lachen is het
leukste wat er is. Ik wil niet dat dat ooit ophoudt.
D - Nee, tranen raken nooit op, want je traanklieren bij je ogen blijven
traanvocht maken zolang je leeft. Je ogen moeten vochtig blijven anders gaan
ze pijn doen en drogen ze uit.

 

22
Waarom staan de letters op het toetsenbord van de computer niet op alfabet?

K - Ik denk dat ze vergeten zijn om de letters op het toetsenbord op alfabet te
zetten.
V - De letters staan expres niet op alfabet. Ze hebben de letters die je het meeste
gebruikt op een plek gezet waar je wijsvingers zitten. Daar kun je het
snelste mee typen.
D - Letters op het toetsenbord staan niet op alfabet omdat ze op dezelfde
plek staan als op de schrijfmachine van vroeger. Die schrijfmachines hadden
voor elke letter een hefboompje.
Hefboompjes en toetsen met de meest gebruikte letters zaten ver mogelijk uit
elkaar, anders bleven ze in elkaar haken.

23
Waarom moet je altijd je kamer opruimen?

K - Ik moet mijn kamer altijd opruimen omdat mijn moeder van schoon houdt en
niet tegen rommel kan.
V - Je moet je kamer altijd opruimen omdat er anders muizen en ratten in je
kamer komen en daar kun je ziek van worden.
D - Je kamer opruimen is leren voor later. Stel je voor dat je moeder niets zou
opruimen. Dan wil ze gaan koken en dan kan ze nergens de pannen vinden.

24
Waarom staan alleen ’s nachts sterren aan de hemel?

K – Er zijn alleen ’s nachts sterren omdat het dan donker is en dan heb je lichtjes
nodig om iets te zien.
V - Dat er alleen ’s nachts sterren zijn heeft misschien te maken met het draaien
van de aardbol. Aan de dagkant zijn geen sterren en aan de nachtkant wel.
D – Overdag staan er ook sterren aan de hemel, alleen zie je ze dan niet omdat
het zonlicht te fel is. Als je overdag een lamp aandoet, zie je dat ook bijna
niet.

25
Waar komt de wind vandaan?

K - Ik denk dat de wind uit de zee komt, want daar waait het altijd!
V – Vroeger zei mijn zusje dat de bomen de wind maakten door met hun takken
te gaan zwaaien, maar dat geloof ik nu niet meer.
D - Wind ontstaat als warme lucht opstijgt. Dan komt er een lege plek en daar
stroomt de koude lucht heen die een eind verder hangt. En dat is wind.

26
Heeft elke telefoon op de wereld een ander nummer?

K – niet elke telefoon op de wereld heeft een ander nummer, want zoveel
nummers kan niemand onthouden.
V - Ik denk niet dat elke telefoon op de wereld een ander nummer heeft. Iemand
in Afrika kan best hetzelfde nummer hebben als iemand Amsterdam. Die
bellen elkaar toch nooit.
D - Elk telefoonnummer komt op de hele wereld maar 1 keer voor. Iemand in
Afrika kan wel hetzelfde nummer hebben als iemand in Amsterdam, maar
je moet ook nog een landnummer intoetsen. Daardoor wordt het tóch een
ander nummer.

27
Waarom doet het pijn als je in een brandnetel pakt?

K – Als je een brandnetel aanraakt prikt ie, omdat hij niet geplukt wil worden.
V - Als je een brandmetel aanraakt, prikt ie omdat je een sufferd bent. Die plant
heet toch niet voor niets een brandnetel?
D - Onder de blaadjes van een brandnetel zitten scherpe haartjes. Daar zit een
vloeistof in. Die haartjes maken een wondje in je huid. Als daar die
vloeistof in komt, gaat het jeuken en branden.

28
Waarom hebben oude mensen grijs haar?


K - Oudere mensen hebben grijs haar omdat je dan kunt zien dat ze oud zijn.
V - Oude mensen hebben grijs haar omdat ze niet meer mooi hoeven te zijn.
Maar daar zijn veel oude mensen het niet mee eens, dus verven ze hun haar.
D - Oudere mensen hebben grijs haar omdat hun lichaam steeds minder
kleurstof voor de haren maakt. Inplaats van kleurstof groeien er heel kleine
luchtbelletjes in de haren. Die lucht heeft geen kleur en dat noemen wij grijs.

29
Wat is het sterkste dier dat bestaat?


K - Ik denk dat een olifant het sterkste dier is dat bestaat, want die is het
grootste.
V – Volgens mij is de leeuw het sterkste dier dat bestaat. Waarom noemen ze
hem anders de koning van de dieren?
D – Het sterkste dier dat bestaat is de mier, want die kan drie keer zijn eigen
gewicht dragen. Dat kan geen enkel ander dier!

30
Wie maakt de golven in de zee?


K – De vissen maken de golven in de zee omdat ze steeds op en neer zwemmen.
V - Ik denk dat er golven zijn omdat de aarde beweegt en daar gaat het water
van klotsen.
D - Golven in de zee komen door de wind en stromingen in het water.

31
Kan een hond praten met een poes?


K - ik denk dat een hond wél kan praten met een poes, want als mijn hond tegen
de poes van de buren blaft, gaat die poes heel hard terug mauwen.
V - Ik denk dat een hond een paar woorden met een poes kan praten. Net zoals
wij ook een paar woorden kunnen zeggen in een andere taal.
D – Een hond kan niet met zijn stem met een poes praten, want iedere diersoort
heeft een eigen taal. Maar als een poes blaast en een hoge rug opzet, begrijpt
iedere hond echt wel dat die poes niet wil spelen.

32
Waarom zijn de blaadjes aan de bomen niet blauw maar groen?


K - De blaadjes aan de bomen zijn groen omdat groen mooier past bij de kleur
bruin van de stam.
V - Boomblaadjes zijn groen omdat bijna alles in de natuur groen is. Als blaadjes
blauw waren, zou je denken dat ze van plastic zijn.
D - Boomblaadjes zijn groen omdat er groene kleurstoffen in blaadjes zitten. Er
zitten ook gele en rode kleurstoffen in. Die zie je pas als er minder zon komt.
Dat is in de herfst.

33
Waarom mag je niet altijd patat eten?


K – Je mag niet altijd patat eten, omdat daar dik en verwend van wordt, zegt
mijn moeder.
V – Je mag niet altijd patat eten omdat kinderen alles moeten leren eten. Er zijn
zoveel verschillende smaken, het is zonde als je die nooit proeft.
D – Je mag niet iedere dag patat eten omdat je lijf iedere dag veel verschillende
stoffen nodig heeft om te groeien. In patat zit veel vet en geen vitamines. Dat
is niet genoeg om gezond te blijven.

34
Waarom droom je als je slaapt?


K – Je droomt als je slaapt omdat je je anders dood verveeld!
V - Je droomt in je slaap omdat in dromen meer kan dan in het echt en dat is
leuk om mee te maken.
D – Je droomt ’s nachts, omdat je overdag heel veel hebt meegemaakt. Die
dingen moet je verwerken. Dromen helpen daarbij.

35
Droom je iedere nacht?


K – Ik droom niet iedere nacht, misschien maar een keer per week. In de
vakantie droom ik vaker.
V - Geluukig droom ik niet iedere nacht, want ik heb wel eens enge dromen en
dat haat ik.
D - Iedereen droomt elke nacht, alleen weet je het niet altijd meer. Je
herinnert je alleen een stukje droom van vlak voordat je wakkert wordt.

36
Waarom heb je een naam?


K - Je hebt een naam omdat anders niemand je kan roepen.
V – Je hebt een naam omdat je vader en je moeder die aan je gegeven hebben.
D - Je hebt een naam omdat alle dingen om je heen een naam hebben. Mensen
ook. Als dingen geen naam hebben, kun je er bijna niet over praten.

37
Waarom doet het pijn als je je stoot


K - Het doet pijn als je je stoot omdat je iets onvoorzichtigs deed. Die oijn is een
soort straf.
V - Het doet pijn als je je stoor omdat er gevoel in je lijf zit. Aaien voelt zacht en
stoten doet pijn.
D - Stoten doet pijn als een soort waarschuwing: Stop, niet meer doen! Stel je
voor dat je niets voelt als je tegen een muur loopt. Dan doe je het vaker en
dan ga je helemaal stuk.

38
Waarom rollen varkens in de modder?


K – Varkens rollen in de modder omdat ze hopen dat mensen ze niet meer willen
opeten.
V - Varkens rollen in de modder omdat het viespeuken zijn.
D - Varkens rollen in de modder omdat ze niet kunnen zweten. Als ze het te
warm krijgen rollen ze door de modder om af te koelen.

39
Meestal huilen meisjes eerder dan jongens. Hoe komt dat?


K – Meisjes huilen eerder dan jongens omdat ze meer tranen hebben. Jongens
hebben weer meer spieren. Zo is het toch nog eerlijk verdeeld.
V - Meisjes huilen eerder omdat ze gevoeliger zijn dan jongens, denk ik. Verdriet
en pijn trekken ze zich eerder aan.
D - Ik denk dat meisjes eerder dúrven te huilen dan jongens. Ze schamen zich
niet zo vlug voor tranen. Jongens wel.

40
Waarom kijk je lelijk als je boos bent?


K – Je kijkt lelijk als je boos bent, omdat degene waar je boos op bent dan bang
van je wordt.
V - Je kijkt leijk als je boos bent omdat dat bij elkaar past. Als je met een
lachend gezicht boos bent, gelooft niemand dat je boos bent.
D - Als je lelijk kijkt als je boos bent, is iedereen gewaarschuwd. Nu weten ze dat
ze beter uit je buurt kunnen blijven.

41
Waarom moet je naar school?


K- Je moet naar school omdat je ouders niet altijd op je kunnen passen, want die
moeten ook werken.
V- Je moet naar school om te leren, anders kun je straks geen werk vinden.
D- Je moet naar school omdat dat in de Nederlandse wet. Van je vierde tot je
zestiende jaar ben je leerplichtig.

42
Waarom kwispelen honden met hun staart?

K – Honden kwispelen met hun staart om te laten zien dat ze blij zijn.
V – Mijn hond kwispelt altijd met zijn staart als ik thuiskom. Het is een
begroeting. Eigenlijk een soort zwaaien.
D - Als honden met hun staart kwispelen waaien ze met hun staart hun geur
naar anderen. Het betekent zoiets als: Kom maar, wees niet bang, ik zal je
laten merken hoe ik ruik.

43
Waarom zitten tanden soms los en vallen ze uit?


K – Je tanden vallen uit omdat je dan geld krijgt van het tandenmuisje of van de
tandenfee.
V - Je tanden vallen soms uit omdat je melkgebit niet sterk genoeg is om je hele
leven lang mee te gaan. Je blijvend gebit is sterker.
D – Je tanden zitten soms los omdat ze niet mee zijn gegroeid met de rest van je
lijf. Rond je zesde jaar is je kaak groot genoeg voor grotere tanden en kiezen.
Daarom vallen die kleine melktanden er dan uit.

44
Wat eten baby’s als ze in de buik van de moeder zitten?


K – Baby’s die nog in de buik van de moeder zitten eten hetzelfde wat de moeder
eet. Maar dan een klein beetje daarvan.
V – Als je in verwachting bent, moet je gezond eten zegt de dokter. Want dan
groeit je baby ook beter. Dus eet een ongeboren baby hetzelfde als de moeder.
D – Baby’s in de buik van de moeder zijn met de navelstreng aan de moeder
vastgegroeid. Door die navelstreng stroomt al het voedsel en vocht wat de
baby nodig heeft om te groeien.

 

45
Waarom gaan sommige mensen naar de kerk of naar de moskee?

K – Je gaat naar de kerk of de moskee als je ouders dat ook doen en anders niet,
want dan weet je niet wat je daar moet doen.
V – Je gaat naar de kerk of de moskee als je in God of Allah gelooft, want
die wonen daar..
D – Mensen gaan naar de kerk of naar de moskee omdat ze over God of Allah
willen horen vertellen. Andere mensen gaan naar de kerk of de moskee
omdat ze dan samen zijn met mensen die hetzelfde geloven als zij.

46
Is jokken even erg als liegen?


K – Jokken is minder erg dan liegen, want jokken doen kleine kinderen. En
liegen doe je als je groter bent.
V – Jokken is minder erg dan liegen, want jokken is een vergissing en liegen doe
je expres.
D - Jokken en liegen is allebei met opzet niet de waarheid spreken. Zo staat het
is het woordenboek. Dus jokken is even erg als liegen, het is precies
hetzelfde.

47
Waarom krijgt een konijn meestal zes jonkies en een olifant maar één?


K – Een konijn krijgt meer jonkies dan een olifant omdat kleine konijntjes graag
met elkaar spelen en een kleine olifant is, denk ik, liever alleen.
V - Een konijn krijgt meer jonkies dan een olifant omdat jonge konijntje met
z’n zessen in de buik van de moeder passen. Bij een olifant past er maar
eentje in.
D – Een konijn krijgt meer jonkies dan een olifant omdat de jonkies van een
konijn meer gevaar lopen om opgegeten te worden door grote dieren. Als een
konijn maar één jonkie kreeg en die ging dood, dan zouden konijnen kunnen
uitsterven.

48
Hoe komen de gaten in de kaas?


K – Gaten komen in de kaas door muizen die er van proeven. Dat staat in een
boekje dat ik heb.
V – Gaten komen in de kaas omdat de kaasmaker moet proeven of de kaas goed
Daarom boort hij er gaatjes in.
D – De gaten in de kaas zijn geknapte luchtbelletjes. Kaas wordt gemaakt van
melk. Die wordt warm gemaakt en dan stijgen er luchtbelletjes op. Als de
kaas later hard word zijn die luchtbelletjes de gaten.